Warm

Het was een uitspraak toen de preek al bijna ten einde was, maar hij bleef wel haken bij Kortjakje: “De hel, dat is de oudste zoon die buiten de deur staat”. De spreker was er toch al goed in om de luisteraars een beetje tegen de haren in te strijken. De vlechtjes van Kortjakje raakten er helemaal door in de war, dus de spreker had daar wel succes mee.

Ben ik echt zo lelijk?

Afgelopen zondag dachten we na over de houding van de oudste zoon, uit de gelijkenis van de ‘verloren zoon’ (Lucas 15). Ik kreeg het er warm van. De spreker legde ons het vuur nogal na aan de schenen:

  • Ziet de buitenwereld ons christenen ‘als benepen mensen die uitsluitend oog hebben voor het hiernamaals’? Zoiets schrijft Paul Verhaeghe (dat schijnt een wereldberoemde Belg te zijn).
  • Ben ik een ‘dikke IK’?
  • Reageer ik woedend als iemand anders door de Vader wordt omarmd? Ben ik jaloers als er een feestje wordt georganiseerd waarin iemand anders dan ik het feestvarken is? (Als je dan toch met een dier wordt vergeleken is ‘feestvarken’ nog altijd beter dan ‘het gemeste kalf’.)
  • Gaat het mij vooral om wat ik presteer en bereikt heb in mijn leven?
  • Kijk ik neer op anderen die het minder goed hebben ‘gemaakt’ in het leven?
  • Ben ik een moralist? Weet ik vooral goed de zonden bij een ánder aan te wijzen?
  • Ben ik een materialist? Voel ik mij, net als de oudste zoon in de gelijkenis, achtergesteld omdat ik zo graag een ‘geitenbokje’ had gehad om feest te vieren met mijn vrienden?
  • Kortom, hoeveel lijk ik op die oudste zoon?

De liefde van de Vader

Ja, soms lijk ook ik (zélfs ik, die elke zondag trouw ‘onder het Woord’ zit) op die nukkige oudste zoon. En die oudste zoon gedraagt zich niet zo fraai. Als het feest voor de terugkomst van zijn broer bezig is, blijft hij buiten staan. “De hel, dat is de oudste zoon die buiten de deur staat”, zei de spreker. Au!

En toch … de Vader zoekt hem op. De Vader probeert hem erbij te halen. “Mijn kind”, zegt hij. “Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou” (vs.31). Wat een liefde! De spreker riep uit: “Wat wil je nog meer?” Nou, eh … daar kan ik niet koud onder blijven.

Ik kreeg het er dus alweer warm van! Soms, als de verwarming zo laag staat om energie te besparen, probeer ik er weer aan terug te denken – dat helpt. Nou ja, een klein beetje dan.

Blessings,
Kortjakje